Zeven plagen
Onze zoon komt met zijn vriendin. Natuurlijk hoort bij een bezoek aan ons ook een safari. Het eerste deel doen ze samen in onze auto. Wij volgen per taxi en zijn reuze benieuwd hoe ze het tot dusver hebben gehad. Het blijkt geen onverdeeld genoegen. Ze hebben weliswaar genoten van het 4×4 rijden en het vele wild. Maar van de romantische etentjes onder de sterrenhemel waar ze zich op hadden verheugd, is niets terecht gekomen. De eerste avond stalen de apen hun maiskolven van het vuur en werden ze wakker gehouden door brulkikkers. De tweede avond waren er duizenden bijen die overal in en op kropen, zodat ze eindigden met een boterham in de auto en bijen in de tent die hen uit de slaap hielden. Om het af te maken, kregen ze de derde nacht een horde Zuid-Afrikanen op de kampeerplek naast zich die tot in de late uurtjes doorgingen en zoveel wind dat alles onder het zand werd bedolven, zodat ze opnieuw met een boterham in de auto eindigden. “Het lijken de plagen van Egypte wel”, verzucht onze zoon “en dan hebben we er nog maar vijf gehad”. Maar dan lacht hij weer: “toen we het park uitreden, lag er zomaar een luipaard op het pad. Dat was fantastisch.” Beiden vinden dat die ervaring alle narigheid waard was.
De volgende paar dagen zitten we in huisjes buiten de parken en gaat alles van een leien dakje met een mooie boottocht op de Chobe rivier en maaltijden onder de sterren (al is het dan niet met zijn tweeën) met zicht op drinkende olifanten. Dan gaan we het Chobe Game Reserve in waar een karmijnrode bijeneter zich als een diva laat fotograferen. We pauzeren bij een picknickplaats en de vriendin pakt een zak chocoladekoekjes. Een seconde later kijkt ze verbijsterd naar haar lege hand: een aap heeft de zak weggegrist. Een paar meter verderop steekt hij triomfantelijk een koekje in zijn bek.
Als we op de camping aankomen, moeten we wachten op een passerende kudde olifanten voor we naar de kampeerplaats kunnen. Vanaf onze plek zien we grazende impala’s en horen we het geknor van nijlpaarden. Terwijl Jan en ik de tent opzetten, vertrekken onze reisgenoten naar het toiletgebouw. Ineens lijkt er een storm op te steken: we zijn omgeven door vluchtende impala’s. Door een mist van rennende en springende bruine lijven ontwaar ik de vriendin van onze zoon. Links van me zie ik de oorzaak van de opschudding: een wilde hond. We schreeuwen een waarschuwing en als de weerlicht racet de vriendin hevig geschrokken terug naar het toiletgebouw.
“Er zal heel wat tegenover moeten staan om de gestolen koekjes en die wilde honden goed te maken” verzucht ze later, als we veilig rond het kampvuur zitten. Ze krijgt haar zin: de volgende dagen struikelen we over de leeuwen: leeuwen aan het drinken, leeuwen aan het eten, leeuwenwelpjes, leeuwen op jacht en uiteindelijk ook nog de hele Marsh pride van 21 leeuwen slapend in de schaduw van wat struikjes. Onze zoon is ook tevreden: hij kan de laatste dag een gestrande auto uit het zand trekken.
En nu maar hopen dat eenmaal thuis de goede herinneringen de overhand houden, want we zien ze heel graag nog eens terug.
Wat weer een spannend verhaal.
En nog waargebeurd ook.
En weer prachtige foto s
Leuk om weer wat van jullie te horen .
Liefs Elja
Komen jullie met kerst nog naar Nederland ?
Dank je wel voor je berichtje. Het was inderdaad spannend, maar ze hebben gelukkig ook erg genoten. We komen waarschijnlijk eind december naar Nederland als het daar tenminste niet op slot zit en hopen jullie dan weer een keertje te zien. Ontzettend jammer dat de besmettingen zo erg toenemen.
Mooi verhaal en foto’s. En hoeveel plagen waren er ook alweer?
Dank je wel. Tja… zeven is het getal van de volmaaktheid, maar we waren even vergeten dat dit voor plagen niet op gaat 😂 😂. Veel dank dat je ons erop wijst. We hebben de tekst aangepast en zullen voortaan bij bijbelse vergelijkingen eerst jou consulteren als het mag.
Wat een apenstreken/beestenboel 🙂 Hier hebben we alleen last van zilvervisjes, fruitvliegjes en intolerantievirussen; behoren niet echt tot de big five! Groeten aan Jan, en wellicht tot spreeks/ziens in december/januari…
Inderdaad een beestenboel hier, want de zilvervisjes, fruitvliegjes, intolerantievirussen hebben we hier ook nog erbij 🙂. Groeten terug van Jan en ook voor Marjolijn natuurlijk. December zal niet lukken, maar het zou leuk zijn om elkaar in januari weer te zien.